Talen naar Oasis-reünie voor nieuw elan in de wereld

Oasis-reünieDe recente berichten in allerlei media over een op handen zijnde reünie van de in 2009 gestopte Engelse rock-‘n-roll-band Oasis hebben ongetwijfeld velen bereikt. Een reünie die alleen mogelijk zou zijn wanneer een hernieuwde verbroedering zou volgen van de van elkaar vervreemd geraakte broers Noel and Liam Gallagher. In deze saga zijn hoopvolle tekenen te bespeuren, hoopvoller dan ze in jaren zijn geweest. Vele rock-‘n-roll fans van het eerste uur speuren deze dagen dan ook de headlines af voor ‘Oasis-reünie’.

De geschiedenis van de moderne wereld en rock-‘n-roll sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw kenmerkt zich door cycli van kleurloosheid, dofheid en sluiers van depressie, gevolgd door een bruisende welluidende bries, voortgestuwd door revoluties in populaire muziek. Zo’n punt lijkt nu weer te zijn aangebroken met al dan niet een aanstaande Oasis-reünie.

De halve wereld lijkt te hunkeren naar zo’n muzikaal verbindende oppepper in dit vervreemdende post-coronaire, inflatoire tijdperk met welbekende sluimerende conflicten en deglobaliserende krachten op de achtergrond. Gaat een Oasis-reünie echt gebeuren, en zal iedereen zich dan weer ‘supersonic’ voelen? Of is het slechts deze vertaler Engels die daarnaar verlangt en maar wat bazelt?

In ieder geval vond mijn muzikaal ontwaken in mijn vroege jeugd plaats in het muzikale universum van de Engelse popformatie Queen, een combo dat in de woorden van gitarist Brian May een ‘wonderlijk kronkelende weg naar uitmuntendheid’ heeft afgelegd, met hoge pieken, maar ook diepe dalen. Mijn jeugd en schooltijd in het noordoosten van Nederland waren gelukkig te noemen, weliswaar gekenmerkt door periodes van zelfverkozen isolement waarbij ik systematisch alle albums uit het oeuvre van Queen van cd op cassette zette, ijverig alle titels op het karton schreef en uren lang op dwaaltochten ging in de muziek. In gedachten zie ik nog voor mij de fietstochten van de wijk Maarsveld in Stadskanaal naar de plaatselijke bibliotheek, door weer en wind, regen en zonneschijn. Laat het een scholing geweest zijn. De Engelse teksten kende ik op den duur uit het hoofd, en elke noot, elke ademtocht, elke slag was in mijn geheugen gegrift.

Het vak Engels op het Ubbo Emmius Lyceum had dan ook mijn absolute voorkeur, aangezien de Engelse taal de sleutel vormde tot het koninkrijk van Queen. In die dagen vormden zich ook droombeelden van Engeland. Wat voor een land moest dat wel niet zijn, als er zulke magische muziek vandaan kwam? Ik stelde me voor dat het leven daar er kalm en beschaafd aan toe ging, en er overal toverachtige muziek klonk. In mijn geestesoog zag ik de golven op de zee tussen Nederland en Engeland glinsteren in het zonlicht. De eerste keer dat ik voet aan Engelse wal zette was in 1994. De reis was onderdeel van een excursie met HAVO 4 naar de kathedraalstad Canterbury in het graafschap Kent. Daar hoorde ik voor het eerst echt Engels gesproken worden door de plaatselijke bewoners, en dan met name door het gastgezin waar ik verbleef. Deze reis was niets minder dan geestverruimend.

When I was young it came to me
And I could see the sun breaking
Lucy was high and so was I
Dazzling, holding the world inside

The Night Comes Down
Queen I, Queen (1973)

In de late jaren negentig volgde een wervelende kennismaking met de voorlopers waarop de muziek van Queen had voortgebouwd. Engelse groepen die al eerder veldwerk hadden verricht. Ik zou ze eigenlijk de aartsvaders van de muziek willen noemen, omdat ze enorm invloedrijk zijn geweest voor zoveel kunstenaars in hun kielzog. Ik heb het natuurlijk over de verlichte geest van The Beatles, het soepele lichaam van The Rolling Stones en de enigmatische ziel van Led Zeppelin, groepen die op hun beurt weer waren begeesterd door Amerikaanse rock-‘n-roll, een stijl die uit de fles bruiste in de jaren vijftig, en voor het voetlicht werd gebracht door inmiddels legendarische artiesten als Chuck Berry, Bo Diddley, Little Richard, Jerry Lee Lewis, Gene Vincent en Elvis Presley. De muziek van laatstgenoemde exponenten was ontstaan uit country en blues, stijlen die zich ontwikkelden in de jaren twintig van de vorige eeuw. Een fascinerend fenomeen is dat de Engelse groepen die in de jaren zestig furore maakten vervolgens via hun muziek de blues in Amerika herintroduceerden en populair maakten, terwijl de blues daar al die tijd al geweest was. Een bijzondere vermelding hier verdient de kennismaking van Amerika met The Beatles begin 1964. Het land was toen al maanden in rouw vanwege de aanslag op president John F. Kennedy. Het zien van de jeugdige, aanstekelijk blije en geestige Beatles in de Ed Sullivan show op Amerikaanse televisie, die hun liedjes speelden alsof ze geen enkele zorg op deze wereld hadden, voelde voor veel Amerikanen als het ontwaken uit een boze droom, en dit bracht een ongebreidelde euforie teweeg.

Door de uitvinding van de elektrische gitaar kreeg de gitaar een meer prominente rol in muzikale combo’s, en de bespeler ervan kreeg een bravoure die niet te koop is, en die men niet op straat kan vinden. Gitaarspelen werd gezien als iets dat binnen handbereik lag, en iedereen kon oppakken, en waarmee zelfs een soort carrière kon worden opgebouwd. Vandaar ook dat jonge mensen gebiologeerd waren door gitaarmuziek. En is het waar wat beweerd wordt, dat juist in de naoorlogse jaren vijftig een hele generatie zich zo verloor in rock-‘n-roll vanwege angst dat elk moment de atoombom kon vallen en men daarom maar uitzinnig leefde alsof morgen niet bestond? In ieder geval werden de jaren vijftig voorafgegaan door de wederopbouw na de tweede wereldoorlog, een tijdperk van soberheid, vlijt, maar ook geestdodendheid, die zo treffend is beschreven in De Avonden van Gerard Reve. Dus toen in 1956 voor de eerste keer Heartbreak Hotel van Elvis Presley uit transistorradio’s klonk, was dit een internationaal sein dat de bakens verzette en de wereld veranderde van zwartwit in kleur, in de woorden van Keith Richards, die geen verdere introductie behoeft. Men heeft zich vaak uitgeput en in allerlei bochten gewrongen om te beschrijven wat deze muziek deed met een nietsvermoedend publiek. Ja, wat deed die muziek eigenlijk? Het bracht een sentiment over dat er avonturen in de avonduren mogelijk waren in plaats van op tijd naar bed, er ging een aanlokkelijk gevaar van uit, men moet zich plotseling levend gevoeld hebben.

His mother told him someday you will be a man
And you will be the leader of a big old band
Many people coming from miles around
To hear you play your music when the sun go down
Maybe someday your name will be in lights
Saying Johnny B. Goode tonight

Johnny B. Goode
Chuck Berry (1958)

Wanneer we zo’n veertig jaar naar voren flitsen, zijn we aanbeland in 1994. Grunge was verschenen en weer verdwenen. Deze stijl in Amerikaanse gitaarrock ademde een bepaald soort defaitisme, een lethargie die maar kort te dulden valt mijns inziens. Toen de feedback van de gitaren in de grunge helemaal verstomd was, was daar plotseling in Engeland een bandje genaamd Oasis, dat in 1994 het debuutalbum Definitely Maybe uitbracht. De muziek van Oasis was een mengeling van het beste van dertig jaar Britse rock-‘n-roll: The Beatles, The Stones, The Who, The Smiths en The Stone Roses. Maar dan op een manier die bijna niet traceerbaar was. Gitaarriffs uit het archief werden omgegooid en goddelijke melodieën uit het niets tevoorschijn getoverd en tot songs gesmeed die met een verblindende en oorverdovende coolheid in stadions werden gespeeld. De Gallaghers hebben vaak John Lennon als hun absolute held genoemd. Dit spitst zich denk ik dan vooral toe op de gevatheid en klederdracht. Bijvoorbeeld een song als She’s Electric heeft de melodie van While My Guitar Gently Weeps van George Harrison losjes overgenomen. Vergelijk …and I want you to know… (She’s Electric) maar eens met I don’t know why-y-y… (While My Guitar Gently Weeps).

Het geweldige aan Oasis destijds was dat er weer een grote band was opgestaan, een legende in wording, en mijn generatie was oud genoeg om de band live te volgen, en naar optredens te gaan, in plaats van dat we waren aangewezen op het terugkijken naar historische dan wel hysterische beelden op VHS, later DVD, en nog weer later YouTube. Maar nog belangrijker was dat er een kracht in de muziek was ontstaan die het leven vierde in al zijn facetten.

Maybe I just wanna fly
Wanna live, I don’t wanna die
Maybe I just wanna breathe
Maybe I just don’t believe
Maybe you’re the same as me
We see things they’ll never see
You and I are gonna live forever

Live Forever
Definitely Maybe, Oasis (1994)

Een historische gebeurtenis in dit kader was de Oasis show op 21 juli 2000 in het oude Wembley Stadium in Londen, waar mijn broer en ik bij aanwezig waren. Wat ik me herinner waren de gesprekken met Engelsen buiten het stadion tijdens het wachten op het openen van de poorten, het drinken van meerdere pints lager, en het adembenemende moment waarop de band het podium op kwam. Ook memorabel was de laatste epische song van de avond: Champagne Supernova, wat Noel Gallagher een Stairway to Heaven voor de jaren negentig heeft genoemd, maar dan zonder elven en kosmische onzin.

How many special people change?
How many lives are living strange?
Where were you while we were getting high?
Slowly walking down the hall
Faster than a cannonball
Where were you while we were getting high?

Champagne Supernova
(What’s the Story) Morning Glory?, Oasis (1995)

Een Oasis-reünie zou daadwerkelijk wel eens de opmaat kunnen vormen naar een nieuw tijdsgewricht waarin de wurgende hedendaagse zorgen naar de achtergrond verdwijnen en er een hernieuwde focus is op kleurrijke, bruisende en blije branie, magie en veel meer moois.

I’m no stranger to this place, where real life and dreams collide
And even though I fall from grace, I will keep the dream alive
I’m no stranger to this place, where real life and dreams collide
And even though I fall from grace, I will keep the dream alive

Keep the Dream Alive
Don’t Believe the Truth, Oasis (2005)