De grillige status van het Plat- of Nederduits – van voorvader van het Engels tot handelstaal tot vergeten dialect tot vehikel van nostalgie

Nederduits of Platduits bestaat uit een reeks dialecten die in vele gebieden in Noord-Duitsland maar ook in bepaalde delen van Nederland worden gesproken. Het is een van de oudste leden van de West-Germaanse taalfamilie, die verder bestaat uit o.a. het Duits, Engels, Nederlands en Fries. Door sommige taalwetenschappers wordt het Nederduits gezien als een taal, terwijl anderen het beschouwen als een verzameling dialecten. Door de jaren heen heeft het Nederduits vele kleurrijke gedaanten gehad, maar heeft het uiteindelijk moeten afleggen tegen de meest naburige taal – het Hoogduits of standaard Duits.

Nederduits als bouwsteen van het tegenwoordige Engels

De vroegste vorm van het Nederduits is het Oudnederduits (ook wel bekend als het Oudsaksisch), dat werd gesproken door Saksische stammen een paar eeuwen voor en na de val van het Romeinse rijk. Er is weinig bekend over de oorsprong van het Oudnederduits. Volgens de overlevering door de Romeinse historicus Ptolemaeus leefden de Saksen in het gebied dat nu Holstein heet, in Noord-Duitsland. Hoewel de Saksen aanvankelijk een relatief onbeduidend volk waren buiten de grenzen van het Romeinse rijk, groeiden ze in een paar eeuwen tijd uit tot een van de meest machtige stammen.

Rond de vijfde eeuw na Christus trok een gedeelte van de Saksen samen met de Angelen westwaarts naar de Britse eilanden – de namen van de Engelse graafschappen Essex, Middlesex en Sussex zijn getuige van deze Saksische migratie. Op de Britse eilanden ontwikkelden de stammen geleidelijk hun eigen dialect – nauw verwant aan de dialecten op het Europese continent, maar toch met een geheel eigen karakter.

De Saksische basis van het Engels ziet men terug in een aanzienlijk deel van het hedendaagse vocabulaire – vergelijk ‘heart’ (Oudengels ‘heorte’), ‘come’ (Oudengels ‘cuman) en ‘old’ (Oudengels ‘eald’) met het Duitse ‘Herz’, ‘kommen’ en ‘alt’.

Vele grammaticale kenmerken dateren ook van deze periode: onregelmatige werkwoorden zoals ‘drink’ ~ ‘drank’ ~ ‘drunk’ (Oudengels ‘drincan’ ~ ‘dranc’ ~ ‘(ge)druncen’) zijn parallel aan het Duitse ‘trinken’ ~ ‘trank’ ~ ‘getrunken’.

Op soortgelijke wijze zijn vele Oudengelse uitspraakwijzen behouden gebleven in moderne spelling, bijvoorbeeld ‘knight’ (Oudengels: ‘cniht’, Duits: ‘Knecht’), waarin de ‘k’ werd uitgesproken, en ‘gh’ als ‘ch’ klonk, als in het Schotse ‘loch’.

Het Oudengels (of Angelsaksisch) werd niet sterk beïnvloed door de Keltische talen die werden gesproken door de oorspronkelijke inwoners van de Britse eilanden, en er werden slechts enkele leenwoorden opgenomen (b.v. ‘brock’, ‘tor’, ‘Dover’ en ‘Avon’, verwijzend naar de plaatselijke natuur en geografie.) Echter het Latijn – dat door de Romeinen naar Groot-Brittannië werd gebracht en nog meer invloed kreeg door de bekering van de Angelsaksen tot het Christendom in de zevende eeuw – had een grote impact die zich manifesteerde in het vocabulaire (b.v. ‘master’, ‘class’ en ‘school’) en in de basis van het schrijfsysteem. Het Oudengels werd hoofdzakelijk geschreven met het Latijnse alfabet, aangevuld met enkele Germaanse runen om geluiden weer te geven die niet in het Latijn voorkwamen. Een voorbeeld is ‘þ’, dat de ‘th’ geluiden weergaf in ‘this’ of ‘thin’. (Men ziet nog steeds een overblijfsel van ‘þ’ als ‘y’ in namen als ‘Ye Olde Tea Shoppe’.)

Verdere ontwikkeling van het Nederduits op het Europese continent

Veel taalkundigen zijn het erover eens dat er rond 1200 een omslagpunt was van het Oudsaksisch naar het Middelnederduits. Er zijn slechts 25 Oudsaksische teksten bewaard gebleven – van niet-literaire documenten en woordenboeken tot gebeden en zegeningen, maar ook literaire teksten met Bijbelse thema’s. De grootste Oudsaksische tekst is de zogenaamde ‘Heliand’, een incompleet epos van 46.000 woorden gebaseerd op het leven van Jezus. Een linguïstische analyse van deze tekst geeft ons een beeld van de oorsprong en latere ontwikkeling van het Nederduits.

In tegenstelling tot het Oudhoogduits, dat werd gesproken in de hooglanden van de meer zuidelijke regio’s, behield het Oudsaksisch de meerderheid van de medeklinkers die werden gebruikt door Germaanse stammen in eerdere tijden. Dit betekende bijvoorbeeld dat de ‘p’, ‘t’ en ‘k’ geluiden in oudere Germaanse dialecten onveranderd bleven in Oudsaksische woorden – terwijl Oudhoogduits en dus ook modern Hoogduits vaak de ‘pf’, ‘ch’ en ‘s’ geluiden kennen. Onderstaande voorbeelden geven een beeld van de onderlinge verhoudingen tussen het Hoogduits, Nederduits en  Engels:

Hoogduits Ich mache Essen und gehe dann schlafen
Nederduits Ik maak Eten un gah denn slapen
Vertaling Engels I (will) make (something) to eat and then go to sleep

De taalkundige grens tussen Hoog- en Nederduits die in deze periode werd gevestigd is de afgelopen 1500 jaar redelijk stabiel gebleven, en voert van Oost- tot West-Duitsland door het gebied rondom Berlijn naar wat nu de industriële kern is van de Rijnregio. Zelfs nu nog wordt het Nederduits niet in significante mate gesproken buiten het gebied dat ooit werd bewoond door de Saksen en verwante stammen in de negende eeuw.

De Middeleeuwen: Middelnederduits als een lingua franca

De ontwikkeling van het Middelnederduits – gesproken tussen de twaalfde tot de zeventiende eeuw – werd in hoge mate beïnvloed door de opkomst en ondergang van de Hanzeliga. Aan het begin van deze periode werd het Nederduits gesproken door bijna alle mensen in Noord-Duitsland, en was dit niet beperkt tot bepaalde sociale klassen of situaties. Het was niet ongewoon dat men zowel Hoogduits en Nederduits kon spreken of verstaan. Toch was er een trend zichtbaar waarbij het Nederduits werd verlaten ten faveure van het Hoogduits. Tegelijkertijd breidden de Nederduits sprekende regio’s zich uit door de oprichting en ontwikkeling van de Hanzeliga, een verbond om de handel en betrekkingen tussen verschillende Europese landen te bevorderen. De basis van de Hanzeliga lag in Lübeck en het Nederduits was de voertaal in internationale handel en diplomatie tussen steden in België, Nederland, Polen, Noorwegen, Zweden, Engeland, Finland en Rusland.

De teloorgang van het Nederduits valt terug te voeren op de Reformatie en het verdwijnen van de Hanzeliga. Hoewel de steden in de Hanzeliga enorm welvarend waren geworden, begon de landadel steeds machtiger te worden en verspreidde de hoofse cultuur van de zuidelijke gedeelten van het Heilige Romeinse Rijk zich verder noordwaarts. De rijke koopmansklassen keerden het Nederduits al snel de rug toe en omarmden het Hoogduits zoals dit werd gesproken door de nieuwe dominante aristocratie. Dit kreeg al snel massale navolging.

Ook de uitvinding van de drukpers werkte als een katalysator op de vervaging van het Nederduits. Alhoewel zowel teksten in het Nederduits en Hoogduits in grote oplagen werden gedrukt, waren het tijdens de reformatie vooral religieuze teksten in het Hoogduits – zoals de Bijbelvertaling door Luther – die op grote schaal werden gelezen in de Noord-Duitse gebieden. Hierdoor nam de invloed van het Nederduits nog meer af.

Modern Nederduits: taal, literatuur en cultuur

Niet alleen verloor het Nederduits zijn belangrijke positie als geschreven taal, maar ook als gesproken taal. In de steden verspreidde het Hoogduits zich razendsnel, terwijl het Nederduits meer en meer gezien werd als taal die men met familie en vrienden sprak, en dan met name in plattelandsgebieden.

Toch vond er in de negentiende eeuw een Renaissance plaats, waarbij het Nederduits door vooraanstaande schrijvers weer voor het voetlicht werd gebracht. Alhoewel dit als een positieve ontwikkeling kan worden gezien, was het vooral een door nostalgie gedreven conservatieve tegenreactie op de modernisering die destijds in Europa om zich heen greep.

Vandaag de dag kan het Nederduits, evenals vele andere minderheidstalen over de hele wereld, zich verheugen in grote academische en culturele belangstelling en worden fondsen ter beschikbaar gesteld ter promotie en behoud van dit erfgoed.