Opening nieuwe grammar school in Engeland doet leerstof opwaaien

engels vertaler over grammar schools en public schoolsDe komst van een nieuwe ‘grammar school’ in Sevenoaks in het Engelse graafschap Kent in 2017 houdt de gemoederen bezig in Groot-Brittannië en Ierland, waar al sinds de jaren zestig geen nieuwe grammar schools meer zijn opgericht. Verder is het door toedoen van Tony Blair sinds 1998 bij wet niet meer toegestaan om scholen op te richten die scholieren op 11-jarige leeftijd bij de poort selecteren middels een toelatingstest – vandaar ook dat de ‘nieuwe’ grammar school zal huizen in een dependance. De klassieke route naar een grammar school – de beruchte zogeheten ‘11-plus test’ – bezorgt menig politicus, ouder en schoolkind de nodige hoofdbrekens. Wat is nu eigenlijk een grammar school, en waarom is deze vorm van Engels middelbaar onderwijs zo’n twistpunt in het Verenigd Koninkrijk?

Wanneer men deze Engels vertaler zou vragen om de Engelse term ‘grammar school’ te vertalen naar de Nederlandse situatie, dan zou er zoiets als ‘staatsgymnasium’ uitkomen. In de kern zijn grammar schools ontstaan als scholen waar het allerbeste onderwijs wordt aangeboden aan getalenteerde kinderen, ongeacht afkomst en woonplaats. In de Britse psyche heeft het instituut grammar school nog steeds een bepaald soort allure. Mensen die opgeleid zijn aan grammar schools zouden ooit grappige, intellectueel nieuwsgierige jongens en meisjes van eenvoudige komaf zijn geweest, die tegen de verwachting in zijn opgeklommen in de wereld van de kunsten en hogere beroepen. Het betreft hier met name de periode 1945 – 1970: de tijd waarin ook beroemde geesten als John Lennon en Mick Jagger de gang maakten naar een grammar school: respectievelijk de Quarry Bank grammar school in Liverpool en Dartford grammar school.

Een heel ander beeld heeft men bij privéscholen (verwarrend genoeg public schools genoemd), die zelfverzekerde carrièremakers uit gegoede kringen zouden afleveren. Feitelijk wordt nu de bovenlaag van de Britse maatschappij ook overwegend gevoed door dure privéscholen. Het beeld dat grammar schools sociale barrières zouden kunnen slechten en voor iedereen de weg naar een meer elitaire wereld zouden kunnen plaveien is dus kennelijk niet helemaal juist gebleken, of wellicht nooit juist geweest: in de Education Act van 1944 werd namelijk met name gerept over de ‘spirituele, morele, mentale en fysieke ontwikkeling’ van de gemeenschap, en niet zozeer over academische prestaties.

Klassieke talen voor kerk en klooster

De kiem voor de tegenwoordige grammar schools werd gelegd in de zesde eeuw na Christus. In deze tijd ontstonden scholen als onderdeel van kathedralen en kloosters. Er werd uitsluitend aan jongens onderricht gegeven in het Latijn – pas later ook in het Grieks – en het curriculum leidde doorgaans op tot een functie als priester of monnik. De King’s School in Canterbury bijvoorbeeld, werd opgericht in 597 na Christus door de Benedictijner monnik Augustinus van Canterbury. Er wordt wel beweerd dat dit de oudste, nog steeds bestaande school ter wereld is.

Met de komst van de eerste universiteiten in de 12e eeuw na Christus begonnen de grammar schools los te raken van kerk en klooster en te dienen als springplank voor een universitaire opleiding. Zogeheten scolae grammaticales begonnen op te leiden voor een universitaire scholing in de zogeheten zeven vrije kunsten: grammatica, dialectica (vertaling: redeneerkunde), retorica (vertaling: welsprekendheid), aritmetica (vertaling: wiskunde), geometrie (meetkunde), musica en astronomia. In deze tijd werden ook aan universiteiten gelieerde privékostscholen opgericht, zoals b.v. het fameuze Eton College in het Engelse graafschap Berkshire.

Zelfontplooiing in het Victoriaanse tijdperk

Gedurende de regeerperiode van Koningin Victoria (grofweg de 19e eeuw) had een serie onderwijshervormingen plaats in Engeland en Wales (Schotland had een eigen onderwijssysteem). De scholen kregen wettelijk toestemming om hun inkomen te gebruiken om het curriculum uit te breiden – veelal met literaire en wetenschappelijke vakken en buitenlandse talen (bijvoorbeeld ook Frans en Duits naast de Engelse taal). De component met de klassieke talen bleef evenwel behouden.

In deze periode kregen grammar schools steeds meer individuele vrijheden. Niet langer hoefden het scholen exclusief voor jongens te zijn: er ontstonden steeds meer grammar schools die alleen meisjes toelieten. Nieuw opgerichte grammar schools ontwikkelden zich qua curriculum en ethos tot een blauwdruk van beroemde privéscholen zoals Rugby School en Harrow School (bij laatstgenoemde grammar school heeft de vertaler Engels van Uit de Kunst Vertalingen zelf een kijkje genomen in 1996 tijdens een excursie in het propedeutische jaar van de lerarenopleiding Engels in Leeuwarden). De grammar school werd in deze tijd tevens geëxporteerd naar Britse overzeese grondgebieden. Zo heeft de jonge Farrokh Bulsara – later wereldvermaard geworden als Freddie Mercury, de zanger van de Britse muziekgroep Queen – een opleiding genoten aan St. Peter’s School in Panchgani in Maharashtra in West-India, destijds Britse koloniaal gebied.

In de Victoriaanse tijd waren er diverse onderwijscommissies die zich bezighielden met verbetering van het onderwijs. Eén zo’n commissie kwam met de bevinding dat de geografische spreiding van de scholen niet in overeenstemming was met de spreiding van de bevolking. Veel scholen verhuisden dan ook naar buiten de stad om kinderen uit de middenklasse – die daar in groten getale was neergestreken – te bedienen. Het was een tijdperk waarin de nadruk lag op zelfontplooiing, en hierin werd de idealistische idee geboren om kinderen met een anderszins kansarme achtergrond de mogelijkheid te geven om zich academisch te ontwikkelen.

De ‘11-plus test’ als splijtzwam

In 1944 kregen lokale onderwijsautoriteiten middels de Education Act toestemming om het ‘tripartiete systeem’ te introduceren: een onderverdeling in technische scholen, middelbaar voortgezet onderwijs en grammar schools, waarvoor nu toelating kon worden verkregen middels een voorselectie aan de hand van een test die in de laatste klas van de basisschool zou worden afgenomen: de ‘11-plus test’, vergelijkbaar met de Cito-toets in Nederland. Men begon feitelijk kandidaten te selecteren van wie men inschatte dat ze zich het meest succesvol zouden ontplooien. De 11-plus test richt zich op numeriek redeneervermogen, verbaal redeneervermogen, op begrip, interpunctie en grammatica van het Engels en op non-verbaal redeneren. Hieronder een voorbeeld van een examenopgave uit een 11-plus test (het juiste antwoord op deze meerkeuzevraag, die kennis van de Engelse grammatica test, is onderaan dit blog gegeven):

Select the option (A, B, C or D) which has the sentence with the most suitable grammar
A. Was it he whom had a house burn down?
B. Was it he whose house burnt down?
C. Was it he that had a house burn down?
D. Was it he who’s house burnt down?

Het systeem bleek een splijtzwam: hoewel in oorsprong bedoeld als een methode om meer mobiliteit te creëren in het Engelse klassensysteem, beschouwde de Labourpartij de test als een ondermijning van het saamhorigheidsgevoel in de arbeidersklasse: men betoogde dat het niet halen van dit examen kinderen zou brandmerken voor het leven. Verder voerde men aan dat rijke ouders uit de middenklasse ‘vals konden spelen’ door hun kind privéonderwijs te geven zodat het zeker zou slagen voor de test.

In de jaren zeventig stelde Labour dan ook veel in het werk om de grammar schools te vervangen door zogenaamde comprehensive schools (brede scholengemeenschappen) waarop kinderen van allerlei allooi werden toegelaten. Hierdoor werden in deze tijd veel grammar schools onafhankelijk en werd er, daar waar eerst het onderwijs volledig gratis was, collegegeld ingevoerd op direct grant grammar schools: scholen die collegegeld hieven en door de staat werden gesubsidieerd, op voorwaarde dat ze een bepaald percentage leerlingen toelieten die geen collegegeld hoefden te betalen. Andere scholen weer, werden afgeschaft of omgevormd tot comprehensive schools. Dit beleid heeft geleid tot een ware kaalslag: er zijn momenteel nog maar zo’n 160 ‘staatsgymnasia’ in Engeland (die zich vooral in Kent concentreren) en zelfs nog maar 69 in Noord-Ierland.

Sociale mobiliteit in het Engelse klassensysteem

De ontwikkelingen rondom de komst van een nieuwe grammar school in Sevenoaks – als satellietlocatie van de Kent Grammar School in Tonbridge – worden nauwlettend in de gaten gehouden. De nieuwe school zou namelijk in principe de wet uit 1998 overtreden (die selectie aan de poort via de 11-plus test verbiedt). Door de grammar school echter onder te brengen in een ‘bijgebouw’ wordt technisch gezien de wet niet overtreden, maar omzeild.

In het Groot-Brittannië van nu is de sociale mobiliteit afgenomen ten opzichte van decennia geleden (een veelzeggend feit is dat premier David Cameron onderwijs heeft genoten aan een privéschool). Er lijkt dan ook een klimaat te ontstaan waarin het ontstaan van nieuwe grammar schools – als toegankelijke loopbrug voor leerlingen aan de onderkant van het klassensysteem – weer meer zal worden toegestaan. Een tegengeluid viel er recentelijk op te tekenen bij monde van Sir Michael Wilshaw, de hoofdinspecteur van de Engelse: onderwijsinspectie:

Waar heeft het land meer van nodig? Scholen die alleen de beste 20% leerlingen opleiden, van wie 90% goede examenresultaten behalen ter afsluiting van de leerplicht (GCSE’s), of scholen die 100% van de leerlingen opleiden, van wie er 80% in staat zijn om goede examenresultaten behalen? Ik denk dat het antwoord redelijk voor zichzelf spreekt.

Het juiste antwoord op de voorbeeldopgave uit de 11-plus test: B